Filip Dewinter schrijft boze brief aan de Nederlandse ambassadeur ivm de rechtszaak tegen Wilders
Antwerpen, 22 januari ’09
Aan de Nederlandse Ambassadeur
Mevrouw H. Pollmann-Zaal
Geachte Mevrouw de Ambassadeur,
De rechtszaak tegen Nederlands parlementslid Geert Wilders wegens het aanzetten tot haat tegen moslims schokt en verontrust mij. In een democratie beslist immers het volk en niet de rechtbank over het lot en de toekomst van een politicus en/of politieke partij.
U zult het met mij eens zijn dat een politicus de kans moet krijgen om te zeggen wat hij denkt. Ook afwijkende, niet politiek-correcte meningen moeten aan bod kunnen komen. Uiteraard zijn er grenzen aan de vrije meningsuiting. Inderdaad, beledigingen en oproepen tot geweld kunnen niet. Zelfs de tegenstanders van Geert Wilders zullen moeten vaststellen dat Wilders op geen enkel moment beledigende taal spreekt of tot geweld oproept.
De rechtszaak tegen Wilders ruikt wel heel erg naar een politiek proces. De indruk wordt gewekt dat het de bedoeling is om politiek af te rekenen met Wilders en zijn partij. Indien dit inderdaad de bedoeling is dan kan ik alleen maar krachtig protesteren tegen deze laffe moordpoging op een democratische politieke partij.
Nochtans is het juist de taak van de overheid om het recht op vrije meningsuiting voor iedereen te garanderen, niet om het te beknotten. De Amerikaanse kwaliteitskrant ‘Wall Street Journal’ stelt terecht dat ‘als vrijheid van meningsuiting belangrijk is, dan is het net om het recht op controversiële meningen te vrijwaren. Conventionele meningen hebben geen bescherming nodig’. Het valt mij trouwens op dat in Nederland terzake een politiek van twee maten en twee gewichten wordt gehanteerd. ‘Hamas, alle joden aan het gas’ en ‘joden buiten’ zijn beledigende, anti-semitische en haatdragende slogans die nav. anti-Israël-manifestaties allerhande in Nederland, gescandeerd worden in het bijzijn van vooraanstaande Nederlandse politici van verschillende partijen. De uitspraken van Wilders worden dan weer wel streng aangepakt. Hoedanook ontstaat door de rechtszaak tegen Geert Wilders een belangrijk precedent. Eenmaal men toelaat dat rechtbanken zich over politieke meningen buigen, is het hek van de dam. Uiteindelijk leidt dit alles tot een beperking van de vrije meningsuiting en tot zelfcensuur.
Mag ik er tot slot op wijzen dat de beslissing om Wilders nu toch gerechtelijk te vervolgen, een overwinning is voor de radicale islam die al geruime tijd iedere vorm van kritiek op de islam afdoet als ‘racisme’ en ‘islamofobie’. Het debat over de islam als politieke ideologie moet gevoerd kunnen worden. Me dunkt viseert Wilders immers niet de moslims maar wel de islam. De confrontatie van meningen is en blijft immers het fundament van onze Westerse democratie.
Met de meeste hoogachting,
Filip Dewinter